Onze minister-president wil ons het graag anders doen geloven, maar het is en blijft een feit dat de economie kwakkelt. Nog pas heeft het Internationaal Monetair Fonds voor de zoveelste keer op rij de groeiverwachtingen voor de wereldeconomie getemperd. Het verhaal begint eentonig te worden. In de VS komt de groei maar niet van de grond en hetzelfde geldt grosso modo voor Europa. In Japan dreigt Abenomics totaal te mislukken en het land dreigt af te glijden naar een recessie.
Het nieuwe is, dat het nu ook mis gaat bij de zogeheten Opkomende Markten. Landen als Rusland, Brazilië en China maken zware tijden door en zij zijn niet de enigen. Ook andere Opkomende Markten gaan gebukt economische problemen als gevolg van een te los monetair beleid en/of een te soepel fiscaal beleid in de afgelopen jaren.
Het begint er nu echter naar uit te zien, dat niet alleen de huidige groei laag is in zowel de ontwikkelde als in de opkomende landen, maar dat ook de potentiele groei lager is dan voorheen. Ook hier zijn talloze min of meer bekende oorzaken voor aan te wijzen. Zo gaat in de meeste landen zowel de private als publieke sector nog steeds gebukt onder een zware schuldenlast. Die schuldenberg maakt het nagenoeg ondoenlijk om voldoende te investeren. Minder investeren betekent op den duur onvermijdelijk een lagere groei van de productiviteit. Vergrijzing in grote delen van de wereld heeft tot gevolg dat er geleidelijk aan steeds minder handjes ter beschikking komen op de arbeidsmarkt. Ook dat draagt niet bij aan een productiviteitsgroei.
Ook de groei van de ongelijkheid in inkomens- en vermogensontwikkeling draagt bij aan de lagere groei. De positie van de hoge inkomens en de bedrijven wordt steeds sterker. Die hoge inkomens en bedrijven zijn echter geneigd om steeds meer te sparen, terwijl de lage en middeninkomens steeds minder koopkracht krijgen. Dat kan ervoor zorgen dat de cyclische neergang langer duurt dan nodig is. Ook dat kan een lagere groei tot gevolg hebben. Dan kan zich immers het verschijnsel ‘hysteresis’ voordoen: door langdurige werkloosheid nemen de vaardigheden van de werknemer af en wordt de waarde van het ‘human capital’ minder. Lage investeringen in nieuwe kapitaalgoederen beperkt de innovatie en dat weerhoudt de productiviteit te verbeteren.
Alles overziend moet je wel tot de conclusie komen dat er ingrijpend maatregelen nodig zijn om de neerwaartse spiraal te doorbreken. Dat gebeurt echter maar mondjesmaat. Hervormen betekent dat er eerst pijn geleden moet worden en dat verkoopt politiek moeilijk. Ondertussen blijft de groei suboptimaal. Dat kan ook niet anders omdat wereldwijd, zowel in de publieke als in de private sfeer, schulden afgelost moeten worden. Dat betekent sparen en aflossen. Daaroverheen hebben beleidsmakers een politiek gespreid die verre van ideaal is. In de ontwikkelde landen werd te hard aan de handrem van de bezuinigingen getrokken. De plicht om de groei te stimuleren kwam totaal bij de centrale bankiers te liggen. Hun beleid wordt echter allengs minder effectief, zo niet contraproductief. De kans dat de centrale banken snel hun huidige onconventionele beleid laten voor wat het is, mag klein heten. Ze weten eigenlijk niet hoe ze dat moeten doen. Het huidige beleid van veel overheden die maar blijven bezuinigen, maakt het hen trouwens nog extra moeilijk.
Volgens het IMF zijn we in een periode van op zijn best mediocre groei beland. Larry Summers heeft dat al een tijdje geleden getypeerd als secular stagnation. Langdurige stagnatie, middelmatige groei en toenemende vormen een gevaarlijke politieke cocktail. Het geeft in steeds landen populistische stromingen van links en rechts ongekende politieke kansen. Veel van die stromingen willen een definitief einde maken aan het huidige economisch en politieke systeem. Of dat allemaal zo verstandig is, mag betwijfeld worden. Het wordt tijd voor een ander beleid!