Beleggers werden in de eerste week van 2016 ruw gewekt uit hun roze bespiegelingen over de mogelijkheden van 2016. Wereldwijd tuimelden financiële markten, onder invloed van onrustbarende cijfers uit China. Ook de VS ontkwam niet aan een duikeling ondanks een stevige groei van de werkgelegenheid.
De onstuitbare neergang roept vragen op voor bijvoorbeeld beleidmakers in de politiek. Zegt de tuimeling iets over de vooruitzichten van de (wereld)economie of is het niet meer dan een uitwas op speculatieve markten? Een ding is zeker, markten kunnen volatieler reageren dan op basis van de onderliggende waarden logisch is. Daarom lijkt het gezonder en verstandiger dat beleidsmakers en topmanagers niet voortdurend reageren op de dagkoersen op de financiële markten.

Dat wil weer niet zeggen, dat ze ontwikkelingen op de markt totaal kunnen negeren. Steeds opnieuw blijkt, dat markten een betere voorspellende waarde hebben dan enquêtes. Markten zagen de crisis van 2008 al geruime tijd aankomen, voordat bijvoorbeeld bij de Fed de alarmbellen begonnen te rinkelen. Ook blijkt uit onderzoek van the Economist, dat markten al vroeg een afkoeling of een recessie zien aankomen. Het vervelende is weer wel, dat de uitgezonden signalen vaak of dubbelhartig of gewoon vals zijn. Maar toch, the Economist heeft een onderzoek gedaan naar alle belangrijke economieën over een tijdsbeslag van enkele decennia. En wat blijkt? Er zijn 220 voorbeelden aan te wijzen, waarin markten in een jaar van groei een krimp voorspelden voor het jaar daaropvolgend. Het Internationaal Monetair Fonds bleek bij lange na niet zo ‘succesvol’.
De les is, dat signalen serieus genomen moeten worden wanneer ze voortdurend terugkomen vanuit meerdere markten. Zo leren verschillende markten dat de inflatie in Europa en de VS in dit decennium niet het gewenste niveau van 2% zullen halen. Centrale bankiers mogen deze tekenen niet veronachtzamen. Beleidsmakers van welke pluimage dan ook moeten zich achter de oren krabben wanneer markten niet reageren op ‘goed nieuws’. Het is goed mogelijk, dat gebeurtenissen in China het gevolg zijn van de psychologie van de markt en de klungelige reacties van beleidsmakers daarop. In dat geval is de volatiliteit op de andere belangrijke markten er een van tijdelijke besmetting.

Dat kan, maar misschien spelen er wel andere zaken. Ongeveer 20% van de Chinese groei was te danken aan de financiële sector. Die sector is nu als percentage van het Bruto Nationaal Product even groot als de financiële sector in het Verenigd Koninkrijk. Daar komt bij, dat het niveau van de Chinese schulden extreem hoog is. Je mag je dus afvragen of de huidige Chinese groei houdbaar is. Er zijn trouwens nog meer aanwijzingen dat de huidige groei in dat land niet te handhaven is. Tussen 2011 en 2013 gebruikten de Chinezen meer beton en cement voor hun infrastructurele projecten dan de Verenigde Staten in heel de 20ste eeuw. Dat is niet vol te houden!

Misschien wel de beste aanwijzing dat er iets goed mis is met de economie, lijkt het gedrag van de burger. Houdt de vermogende burger zij tegoeden in eigen land aan of geeft hij de voorkeur aan het buitenland. In China geven steeds meer burger de voorkeur aan optie twee. De boodschap moet trouwens ook luiden dat een stortregen in China nu ook voor regenbuien in Europa en in d Verenigde Staten zorgen. De tijd dat deze regio’s immuun waren voor het kwaad van buitenaf is voorgoed voorbij. De slagkracht van de centrale banken is daar te klein voor geworden. De rente is nog steeds nagenoeg 0%. De mogelijkheid om de rente te verlagen om zo een eventuele vertraging te bestrijden is nagenoeg nihil. Voeg daaraan toe dat het gewicht van China niet gemakkelijk weg te poetsen is. Met andere woorden, de signalen vanuit China zijn niet alleen zorgwekkend voor het land zelf, maar ook voor de rest van de wereld. Beleidsmakers moeten handelen volgens de Romeinse wijsheid: wie vrede wenst, doet er goed aan zich voor te bereiden op oorlog (si vis pacem, para bellum!).
