Het is alweer bijna twee maanden geleden, dat Saoedi Arabië en Rusland een principeovereenkomst sloten om de olieproductie op het niveau van januari te bevriezen. Op 17 april zou de overeenkomst officieel bekrachtigd worden in Doha, de hoofdstad van Qatar. Na het bekend worden van de plannen is de olieprijs geleidelijk, maar gestaag omhoog gekropen. Een vat Brent kost op moment van schrijven alweer bijna $ 45.
Op de financiële markten klopt blijkbaar het hart vol verwachting. In dat hoge verwachtingspatroon schuilt nu net het gevaar, denken ze bij Goldman Sachs. Als de bijeenkomst uiteen gaat zonder concrete resultaten dan zal dat een forse knauw aan de prijzen geven. De prijs zou zomaar kunnen terugzakken naar een niveau onder $ 35 per vat.
De kans dat het alsnog misgaat, is reëel. Zo is het onduidelijk of belangrijke spelers als Iran, Brazilië en Libië wel zullen aanschuiven. Die landen voelen niets voor een productiebeperking. Ze willen juist het omgekeerde en dat is meer olie omhoog pompen om zo hun zieltogende economieën een betaalbare impuls te kunnen geven. De rol van Iran kan wel eens allesbepalend zijn. Dat land heeft zijn productie door de olieboycot sterk zien afnemen en is nu voornemens om aan het einde van dit decennium weer 4 miljoen vaten in de markt te zetten. Op korte termijn zullen er dat hooguit 1 miljoen tot 1,5 miljoen zijn.
Saoedi Arabië, de aartsvijand van Iran in de regio, wil niets weten van de plannen van Iran. Het vorstendom heeft al gedreigd dat zonder een overeenkomst met de vijand, de Saoedi’s alsnog zouden afzien van een bevriezing van het productieniveau. Het lijkt erop, dat het Kremlin achter de schermen veel diplomatieke massages verricht, want de Russen tonen zich nog steeds optimistisch. Het is echter onduidelijk of Iran bij het diplomatiek overleg betrokken is of dat het hier gaat om bilateraal overleg tussen de twee grootste olieproducenten van het moment.
Het is echter nog maar de vraag of een bevriezing op het niveau van januari 2016 wel voldoende is. Uit eigen berekeningen van OPEC blijkt dat de organisatie verwacht dat de vraag in 2016 niet met 1,5 miljoen vaten per dag zal groeien, maar slechts 1,2 miljoen. Die tegenvallende vraagontwikkeling is te wijten aan economische misère in Latijns Amerika en in China, maar ook aan de zachte winters in het noordelijk deel van de wereld.
In de praktijk pompen de 11 OPEC landen, die de gesprekken in Doha zeker bijwonen, nu al dagelijks 487.000 vaten minder op dan in de ijkmaand januari. Die productiebijstelling kan wel eens onvoldoende blijken, zo denken ze binnen OPEC. Die conclusie betekent ook, dat de noodzaak om een deal te sluiten met de wegblijvers, waaronder Iran, alleen maar groter wordt. Een uitblijven van een overeenkomst met Iran zal de kans op een mislukking alleen maar vergroten. Geen enkel OPEC lid staat te trappelen om onder deze omstandigheden zijn productie te verlagen!
Voor ronduit pessimisme is nog geen grond. Godzijdank is er altijd nog het Internationaal Energie Agentschap. Die ziet in de loop van 2016 de productie van Non-OPEC versneld teruglopen. In concreto betekent dit, dat de Amerikanen in 2016 minder schalieolie zullen produceren dan in het boomjaar 2014, maar ook minder dan in 2015. De productie ligt inmiddels onder het niveau van 9 miljoen vaten per dag. Dat is het laagste niveau in 18 maanden. Vooral door de productiedaling in de VS zullen Non-OPEC leden dagelijks 700 000 vaten minder oppompen. Daardoor zal het wereldwijde overschot dat dagelijks naar de markt komt, dalen naar 2000.00 vaten. Aan het begin van het jaar waren er dat nog 1,5 miljoen. Vraag en aanbod zullen in de loop van 2016 meer in evenwicht komen en dat is precies wat ze in Doha willen. Misschien wordt het toch nog een feestje!