De Duitse economie is een toonbeeld van soliditeit en kracht. Het bedrijfsleven floreert en is financieel kerngezond. Dat staat in schril contrast met Deutsche bank, dat dreigt te bezwijken onder een boete van maar liefst $ 14 miljard. Die boete dreigt opgelegd te worden door het Amerikaanse ministerie van justitie voor het aandeel van de bank bij het op grote schaal aansmeren van rommelhypotheken aan de Amerikaanse consument.
De situatie in Duitsland is symptomatisch voor een bredere, wereldwijde malaise. Duitsland is het verhaal van een land dat overbanked is. Vooral op regionaal niveau wemelt het nog van coöperatieve en publieke spaarbanken. Al die regionale banken en bankjes onderhouden warme banden met de lokale en regionale politiek zodat er van consolidatie geen sprake kan zijn. Het gevolg is dat veel banken ondergekapitaliseerd zijn. De toch al zwakke positie van veel banken dreigt nog verder aangevreten te worden door het negatieve rentebeleid van de ECB. De druk op de toch al magere marges neemt alleen maar toe.
Het is te begrijpen dat Deutsche bank deze gefragmenteerde markt, waarin het amper een rol speelde als retailbank, is ontvlucht en neerstreek in Londen en New York als investmentbank. Die strategie is op een mislukking uitgelopen met als uiteindelijk resultaat een ineenstorten van de koers van het aandeel. Tegelijkertijd bulkt het Duitse bedrijfsleven, van oudsher de klanten van deze bank, van het geld. Onder ‘normale’ omstandigheden is het bedrijfsleven een netto geldvrager aan de particuliere huishoudens. Banken vervullen de rol van intermediair in het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Dat is niet langer het geval. Het grote bedrijfsleven leent nu zijn surplus aan besparingen aan de rest van de economie.
Dat gebeurde al voor de financiële crisis, maar sindsdien is dat proces alleen maar geïntensiveerd. In 2013 beliepen de besparingen van het Duitse bedrijfsleven 1,7% van het bruto binnenlands product, in 2015 waren die verdubbeld naar 3,5%. Duitsland is geen uitzondering op de regel. Alle G7 landen vertonen sinds 2000 dezelfde ontwikkeling met Frankrijk en Italië als uitzonderingen. Deels is dat de uitkomst van het uiteen spatten van de dotcombubbel en de daarop volgende terugval in investeringen. Door de financiële crisis hebben bedrijven hun investeringen nog verder terug geschroefd. Teruglopende rentelasten, dankzij het monetaire verruimingsbeleid van centrale banken, droegen ook nog bij aan het alsmaar groter worden van het surplus aan besparingen. De gekelderde olieprijs vormde in dat opzicht een extra bonus. Het meest extreme voorbeeld geeft Japan. Hier zijn de bedrijfsbesparingen opgelopen tot 8% van het bruto binnenlands product.
Als er binnen een economie een sector een surplus kweekt, dan moet er elders een tekort gekweekt zijn. Dat is een wetmatigheid. In het geval van Duitsland is dat het buitenland. Daarheen vloeien de besparingen van zowel bedrijven, de huishoudens en de publieke sector. Het overschot op de lopende rekening met het buitenland is nu al bijna 9% van het bbp. In Nederland stijgt dat al tot boven 10%. Het Duits/Nederlands overschot zorgt voor vraaguitval in de eurozone en daarbuiten. Duitsland en Nederland zijn overigens niet de enige landen die hun spaaroverschotten exporteren. De uitzondering op de regel is Japan. Daar zijn de overschotten vooral het gevolg van ongunstige demografische trends en deflatie. Het is ook het gevolg van een structureel gebrek aan koopkracht van de consument. De bedrijfsbesparingen vloeien echter niet naar het buitenland, maar naar de publieke sector. De staatsschuld is de laatste jaren gegroeid naar 250% van het bbp. Dat lijkt op de langere termijn een onhoudbaar niveau.
Die grote spaaroverschotten zijn reden voor grote zorg. Onderzoekers van de Fed hebben uitgedokterd dat er een duidelijk verband bestaat tussen het uitlenen van liquiditeiten door grote bedrijven en de economische prestatie van een land. Het komt erop neer dat zwak presterende landen vaak een bedrijfsleven hebben met de grootste spaaroverschotten. Dat vertaalt zich dan in het weglekken van de vraag. De conclusie lijkt daarom voor de hand te liggen. Wil de westerse wereld ontsnappen aan de te lage rente en de te lage groei, dan moet er serieuze aandacht komen voor de besparingen door bedrijven. Beleidsmakers zouden om te beginnen meer aandacht moeten geven aan de fiscale behandeling van afschrijvingen, dividenden en ingehouden winsten!
Disclaimer: Bovenstaand artikel is geen professioneel beleggingsadvies en het is ook geen uitnodiging om te gaan beleggen. Beleggen brengt kosten en risico’s met zich mee. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Het artikel is louter de persoonlijke mening van de auteur.